Ruim veertig jaar het Van Gemerens Familiekoor dirigeren; een dankbaar onderwerp om over te schrijven. Zoveel herinneringen zijn er op te halen. Van de jongensdroom mijn brood te verdienen in de muziek.... tot een bus vol familie in de sloot tot.... 42 jaar afwisseling en muzikaal avontuur. Ooit schreef ik een versje (zoals Toon Hermans zijn gedichtjes zo mooi noemde) over wat een clown en een dirigent aan elkaar verbindt. Hier een klein stukje uit dit vers: "Een clown treedt op in het circus en doet dat voor zijn werk. Maar ik, ik doe 't voor mijn plezier en nog wel in de kerk. Een clown die heeft zijn pakkie en ik heb m'n muziek, maar verder is er geen verschil, we hebben allebei publiek."

donderdag 20 mei 2010

“DOSSIER FIETSBEL….”

De jaren op de mulo vlogen voorbij. Ik ging letterlijk leren op een ouwe fiets!
Dagelijks reed ik eerst naar Klundert waar wij ons met een man of dertig verzamelden. Vervolgens peddelden we met de hele meute naar Zevenbergen.
Zonder incidenten verliep de rit zelden. Het was altijd ‘dikke pret’ onderweg.
Eén avontuur zal mij voor altijd bijblijven omdat ik toen voor de eerste en tevens - naar ik hoop - de laatste keer in mijn leven werd ‘opgebracht’ naar het politiebureau…! Waarom?
“Om een boer te pesten rinkelden wij elke dag in de vroege morgen met onze 30 fietsbellen wanneer wij zijn huis passeerden. Dat echtpaar was na maanden ten einde raad. Op den duur stonden zij ons op te wachten met emmers water, wat het voor ons nóg leuker maakte…!
Tót die ene keer, toen wij al bellend met de hele club het huis waren gepasseerd en er twee met agenten bemande motoren-met-zijspan achter het boerenhuis vandaan kwamen om ons rechtstreeks te escorteren naar het politiebureau….! Dát maakte 50 jaar geleden nog diepe indruk…

Omdat ik achteraan fietste en de kleinste was van het stel moest ik, samen met de ‘grote knaap’ die altijd vooraan fietste mee naar het bureau voor verhoor…. Na een fikse schrobbering van de commissaris kwamen wij een uur te laat op school. Het resultaat was; allemaal nablijven, een brief mee naar huis én een berg strafregels maken; “Ik zal niet meer bellen…., ik zal niet meer bellen… …Ik zal…, enz.
Maar van dat ‘niet meer bellen’ is later trouwens weinig terecht gekomen want bellen bleef ik doen, maar dan met de telefoon! Want de helft van mijn leven (en salaris) heb ik verbeld tijdens mijn ‘veertigjarig dienstverband’ met het van Gemerens Familiekoor….
En dan ben ik weer terug waar het hier om gaat; “ muzikale herinneringen van een dirigent”.

VAN KNAAP NAAR JONGELING….
Drie en een half jaar naar school. Iedere dag was ‘t hetzelfde, maar de sleur leidde nooit tot verveling. Daar zorgde ik wel voor. Altijd bezig met plannen maken, buiten spelen met vriendjes, binnen spelen op ‘t orgel en, veel nadenken! Want mijn overtuiging was toen al dat je met nadenken, puzzelen en een beetje filosoferen iedere verveling kunt laten verdwijnen….!
De dagelijkse gang van zaken?
Opstaan, naar school, uit school hand-en-spandiensten verlenen in de bakkerij, huiswerk maken en daarna de orgelstudie. Verder één keer per week naar de jongelingsvereniging en catechisatie in Fijnaart waarna ik dan eveneens ging oefenen op het kerkorgel. Wat voelde ik mij op dit instrument in mijn element! Zelfs het geluid van de blaasbalg als ik het orgel aanzette klonk mij als muziek in de oren….!
Trouwens, die jongelingsvereniging ervaar ik achteraf van grote waarde. Het completeerde onze opvoeding met bijvoorbeeld het vrijmoedig leren spreken in het openbaar als er op club een onderwerp werd besproken. Ook met het om de beurt voorzitten en het begeleiden van een psalm (ook op ‘t harmonium) deed ik later mijn voordeel! Zelfs bekleedde ik op de knapenvereniging mijn eerste bestuursfunctie….(anekdote volgt later…)
Maar de tijd op school verstreek en of ik nou een goede leerling was met slechte cijfers óf een slechte leerling met goede cijfers weet ik niet meer, maar op een gegeven moment gebeurde er iets zodat ik á la minute van school moest komen om in de bakkerij te gaan werken.
We zullen nooit weten of ik mijn mulo diploma gehaald zou hebben, maar een aantal maanden vóór het examen van school halen om te komen werken “in de Soete Suyckerbol” had te maken met ‘personeelsgebrek’. En inderdaad, broers huwden, gingen in militaire dienst, of begonnen een eigen zaak!

Het thuis werken ging niet erg lang goed. “Te veel met andere dingen bezig”. Kortom, ik bakte er in de letterlijke zin van het woord niet veel van!
“Tijd voor een baas” dacht vader Hein, en voegde de daad bij het woord door een baas voor mij te gaan zoeken. Deze gedachte luidde voor mij een stormachtige tijd in van ‘vluchten’ van baas naar baas, te beginnen in… jawel, Zevenbergen, bij bakker van der Put! Overigens van zeer korte duur.
Ik doorkruiste vervolgens met carrier, handkar, bakfiets, transportfiets, bestelwagen, benenwagen én (sloop)auto half Nederland om het dagelijks brood aan de man te brengen…! Dat deed ik overigens áltijd in het nette pak mét stropdas en ook met veel plezier!!
Maar… over het algemeen hield ik het niet lang uit bij een baas. Dat lag niet ín de eerste plaats aan mijn werklust of vakmanschap, maar veel bazen waren in die tijd stuntelaars als het ging om ‘omgaan met personeel’. Diverse keren nam ik de benen met als reden dat ik mij ‘onbegrepen en misbruikt’ voelde omdat ik vond dat winst maken in hun ogen veel zwaarder woog dan het welzijn van personeel! En soms trof ik zo’n driftig uitbuitertje!

HET CONSERVATORIUM.
Vermeldingwaardig is mijn werkperiode bij bakkerij Siem van den Berg in Zwijndrecht.
Ik was zeventien jaar en aldaar in de kost. Regelmatig kwam ik in die tijd bij Louw en Lena de Ruiter, eveneens woonachtig in Zwijndrecht en ‘vrienden van thuis’.
Die hadden een harmonium staan waar ik naar hartelust op mocht studeren. Na een tijd orgelles gehad te hebben bij Cor Visser, organist van de grote Kerk in Dordrecht achtte ik de tijd rijp om aldaar naar het conservatorium te gaan. Pa en moe wilden daar niets van weten vanwege ‘geen brood in te verdienen’ en ‘de verkeerde kant’ opgaan. Aldus kreeg ik zo’n vijftig jaar geleden een wel zeer snood plan dat in het kort hierop neerkwam;
Ik haalde zelf de benodigde papieren, vulde deze in, zette vervolgens een valse handtekening, liet mij testen op het conservatorium, werd aangenomen en kon met de studie beginnen!
“Wanneer men thuis na de eerste drie maanden mijn cijfers en talenten zien, dan gaan zij wel overstag”, dacht ik. Inderdaad, na die drie maanden kregen zij bericht; de eerste rekening… die werd gevolgd door de afrekening met mij; stoppen met de studie!
Eén wijze raad van een leraar daar heb ik in ieder geval opgevolgd; speel anders dan een ander en zoek je eigen stijl. Dat heb ik later wat zingen en dirigeren betreft altijd proberen toe te passen bij het ons koor, je onderscheiden van de rest van Nederland!

KEERPUNT!
Na ongeveer 12 ambachten (‘t ongelukje kwam later…) kwam op een vrijdagmorgen hét grote keerpunt in mijn levensloop toen mijn vader, nadat ik weer ‘werkeloos’ thuis was, contact opnam met bakkerij Daan Touw in Bergschenhoek met de mededeling dat hij reageerde op diens advertentie in de bakkerskrant: ‘bakkersknecht gevraagd’.
“Ik heb er één over en die kan maandag beginnen…” hoor ik mijn vader nog zeggen tegen bakker Touw en maakte vervolgens met hem de afspraak om mij ‘ergens’ af te halen in Rotterdam.
Dus werd ik op de bewuste maandagmorgen op de trein (wéér in Zevenbergen…) gezet naar Rotterdam. Mij was eerst uitgelegd hoe ik naar tante Annie en oom Leen van Gemeren in de Borchsatelaan moest gaan waar zoon Touw mij die morgen rond 11 uur zou afhalen…!
Nu heb je wel eens van die dingen die men zich van minuut tot minuut kunt herinneren, zelfs al is ongeveer een halve eeuw geleden.
Zo arriveerde ik die morgen rond tienen in de Borchsatelaan 132. Ik belde aan en tante Annie deed open. Terwijl ik binnen stapte stond de radio aan met het programma ‘Te Deum Laudamus’ en op het moment dat ik de huiskamer binnen kwam zong Kees Deenik met Feike Asma aan het orgel het aloude lied; ‘k Heb geloofd en daarom zing ik!
Dit kwam bij mij die morgen nou niet bepaald over als zijnde arbeidsvitaminen…
Intussen was tante Annie aan het stofzuigen en ik verplaatste mij van in verband hiermee van stoel naar stoel van de ene kant naar de andere kant van de kamer.
Ik had ook niet het gevoel van; dat ik dit nog mag meemaken…..! Om elf uur geen Piet Touw, om twaalf uur ook niet en om één uur nóg geen Piet te zien.
Overbodig te zeggen dat ik mij behoorlijk opgelaten begon te voelen…
Maar tante Annie, die mijn ongemakkelijke houding wel zag, deed haar best om met koffie, limonade en een opwekkend woordje mijn ‘leed’ enigszins te verzachten!
Eindelijk arriveerde hij om half twee in de Borchsatelaan en wat bleek achteraf; hij was (als een soort Jack de Vries) op bezoek geweest bij zijn adjudant….! Zij hoorde namelijk bij zijn klantenkring! In de middag kwam ik aan bij “het witte huis”, zijnde de bakkerij aan de Rotte in Bergschenhoek! Bij deze bakker had ik het in eerste instantie best naar mijn zin.Ik leerde er in twee dagen autorijden, mocht zonder rijbewijs brood bezorgen op Terbregge en langs de Rotte, bracht brood bij André van Duin die daar woonde en maakte vervolgens óók uitgebreid kennis met de gereformeerde vriendenkring van “de adjudant van Piet” met namen als Sjaan en Jopie Berghuis, Alie Broer en Gerda van Eijk……..!

Eigenlijk zou ik ‘postuum’ een lintje aan mijn vader moeten uitreiken voor het feit dat hij op een vrijdagmiddag het initiatief nam om mij ‘voor mijn bestwil’ naar een baas te sturen in een plaats waar achteraf de basis werd gelegd voor mijn verdere gelukkig leven!
Ik hoop in de volgende aflevering “als in een film” te verhalen hoe het verder ging waarbij de gedachte “is alles stom toeval óf vooraf uitgestippeld” bij menigeen zal opkomen…..

WORDT VERVOLGD....